Uitspraak
9 november 2015, 15/3461 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 1 november 2012 ziek meldde wegens hartklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 30 oktober 2014 niet meer recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recent medische gegevens heeft die zijn geschiktheid voor de geselecteerde functies onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellant geen medische onderbouwing heeft geleverd voor zijn stelling dat hij de geselecteerde functies niet kan vervullen.
In hoger beroep heeft appellant nieuwe medische informatie ingediend, waaronder rapporten van zijn huisarts en specialisten. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat de medische informatie van appellant geen reden gaf om te twijfelen aan de geschiktheid die door het Uwv was vastgesteld. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen verwijtbaarheid aan de kant van het bestuursorgaan is aangetoond.