Uitspraak
24 september 2015, 15/969 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als chauffeuse werkte, had zich op 9 september 2013 ziekgemeld met psychische klachten en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante vanaf 9 oktober 2014 geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering, omdat zij op 8 september 2014 meer dan 65% van haar loon kon verdienen. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte geen onafhankelijk medisch deskundige had benoemd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen inconsistenties vertoonden. De Raad onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de vastgestelde beperkingen door de verzekeringsartsen juist waren. De Raad concludeerde dat appellante in staat was om werk te verrichten waarbij de aandacht tot maximaal een half uur op een informatiebron kon worden gericht. De enkele vermelding van concentratie- en geheugenproblemen door haar psychiater gaf geen aanleiding om het standpunt van het Uwv niet te volgen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte. De door appellante aangevoerde gronden tegen de geduide functies werden verworpen, omdat deze geen steun vonden in de medische gegevens. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.