ECLI:NL:CRVB:2017:1163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van onderhoudsbijdrage en financiële draagkracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellante had in april 2014 kinderbijslag aangevraagd voor haar kinderen, die in een pleeggezin verbleven. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) weigerde de kinderbijslag met ingang van het derde kwartaal van 2013, omdat appellante niet in belangrijke mate had bijgedragen aan het onderhoud van haar kinderen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij de verplichte eigen bijdrage aan het Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) niet kon betalen, omdat zij een inkomen op bijstandsniveau had. Appellante stelde dat het ontvangen van kinderbijslag haar zou helpen om aan deze verplichtingen te voldoen en dat er reden was om af te wijken van de regelgeving omtrent de onderhoudsbijdrage.
De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag zoals gesteld in de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad benadrukte dat het niet kunnen voldoen aan de betalingsverplichting jegens het LBIO niet relevant was voor de beoordeling van de onderhoudsbijdrage. De Raad bevestigde dat de regeling voor kinderbijslag niet in strijd is met het gebod van gelijke behandeling, ook al is deze inkomensonafhankelijk.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de financiële omstandigheden van appellante niet van zodanig gewicht waren dat deze een uitzondering op de strikte toepassing van de wet rechtvaardigden. Het hoger beroep werd afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.