ECLI:NL:CRVB:2017:1145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om indicatie voor Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Begeleiding en Behandeling op grond van de AWBZ
In deze zaak heeft appellante, die lijdt aan psychische en somatische beperkingen, een aanvraag ingediend bij het CIZ voor indicatie voor Persoonlijke Verzorging (PV), Verpleging, Begeleiding en Behandeling op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag werd door het CIZ afgewezen, waarna appellante bezwaar maakte. Het CIZ verklaarde het bezwaar ongegrond, met de onderbouwing dat de behandelingen die appellante ontvangt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen en voorliggend zijn op AWBZ-zorg. Appellante ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Appellante stelde dat zij niet in staat is om haar persoonlijke verzorging zelfstandig te verrichten en dat zij hulp nodig heeft bij medicijninname, dagelijkse activiteiten en behandeling van haar aandoeningen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante behandeld en de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat appellante eerst een operatie aan het carpaal tunnelsyndroom moet afwachten, en dat de behandelingen die zij ontvangt voorrang hebben. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere bevindingen van het CIZ in twijfel trok. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet in aanmerking komt voor AWBZ-zorg, omdat de behandelingen onder de Zvw vallen en er geen aanvullende begeleiding nodig is.
De Raad benadrukte dat appellante de mogelijkheid heeft om een nieuwe aanvraag in te dienen bij het bevoegde bestuursorgaan indien zij meent dat haar situatie is veranderd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 15 maart 2017.