Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam bij de politie sinds 1979, was tijdelijk geplaatst op een functie en had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een LFNP-functie. De korpschef had op 16 oktober 2014 besloten tot toekenning van de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B, maar appellant betwistte dat de matching overeenkomstig de Regeling was geschied. Hij stelde dat de matching had moeten leiden tot een indeling in een ander domein, namelijk Leiding of Uitvoering, en dat niet was uitgegaan van de taken zoals beschreven in de Feitelijke taakstelling.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar de LFNP-functie conform de Feitelijke taakstelling is vastgesteld. De Raad concludeert dat de matching op basis van de inhoud van de Feitelijke taakstelling heeft plaatsgevonden en dat de keuze voor het domein Ondersteuning gerechtvaardigd is. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat er sprake is van een onhoudbaar resultaat. Ook zijn beroep op de hardheidsclausule en het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de omstandigheden van zijn collega niet vergelijkbaar zijn met die van appellant.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2017.