ECLI:NL:CRVB:2017:111

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
16/23 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning en overgang naar LFNP-functie met betrekking tot ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen twee eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D.M. Timmers, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank van 24 november 2015 en 3 december 2015, waarin zijn bezwaren tegen besluiten van de korpschef van politie ongegrond zijn verklaard. De appellant betwistte de vastgestelde uitgangspositie voor de omzetting naar de LFNP-functie en voerde aan dat hij ten onrechte was gematcht op basis van de functie Leidinggevende Beheerstaken C, terwijl zijn uitgangspositie Operationeel Specialist B had moeten zijn. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant zich niet kan beroepen op feiten of omstandigheden die hij al eerder had kunnen aanvoeren en dat de korpschef geen nader onderzoek hoefde te verrichten naar andere documenten zoals beoordelingen en verslagen.

Daarnaast heeft de appellant bezwaar gemaakt tegen het niet ontvangen van Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken. De Raad heeft geoordeeld dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden van de appellant niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de vastgestelde uitgangspositie en de regels omtrent de matching binnen het LFNP.

Uitspraak

16/23 AW, 16/460 AW
Datum uitspraak: 5 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van
24 november 2015, 14/7613 (aangevallen uitspraak 1) en 3 december 2015, 15/3969 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.M. Timmers hoger beroepen ingesteld tegen de aangevallen uitspraken.
De korpschef heeft verweerschriften ingediend.
De onderzoeken ter zitting hebben gevoegd plaatsgevonden op 24 november 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. F. van der Kant-Dessens, opvolgend gemachtigde van appellant. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Allaart,
L.M. van den Hil en mr. F.A.M. Bot.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van deze hoger beroepen verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Leidinggevende Beheerstaken C.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B, vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, schaal 10. Bij besluit van 4 juli 2014 (bestreden besluit 1) is het daartegen gemaakte bezwaar, voor zover hier van belang, ongegrond verklaard.
1.4.
Bij besluit van 16 december 2014 heeft de korpschef appellant geïnformeerd over uitbetaling van aanspraken ingevolge Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW) na invoering van het LFNP. Appellant heeft bezwaar ingediend tegen het niet ontvangen van OVW-periodieken. Bij besluit van 21 april 2015 (bestreden besluit 2) heeft de korpschef het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. Bij aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3.1.
In het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij ten onrechte gematcht is vanuit de functie Leidinggevende Beheerstaken C en dat zijn uitgangspositie moet zijn Operationeel Specialist B. Vanaf 2007 is hij aantoonbaar werkzaam geweest in de functie van Operationeel Leidinggevende C. Uitsluitend om administratieve redenen voerde hij zijn operationele werkzaamheden uit in de functie van Leidinggevende Beheerstaken C. Dit blijkt ook uit de diverse beoordelingen en jaarverslagen. De werkzaamheden werden uitgevoerd op uitdrukkelijk verzoek van de leiding van de toenmalige Politieregio Haaglanden. Er is in het verleden nooit discussie geweest over de constructie en de operationele werkzaamheden van appellant.
3.2.
In het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak 2 heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de korpschef ten onrechte geen OVW-periodieken heeft toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het hoger beroep in de zaak 16/23
4.1.1.
Het betoog van appellant is er uitsluitend op gericht zijn reeds vastgestelde uitgangspositie te wijzigen. Dit betoog slaagt niet. De Raad heeft in zijn in 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat de politieambtenaar zich in het kader van de matching niet kan beroepen op feiten of omstandigheden die hij al in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. Een verwijzing naar de feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden kan appellant niet baten. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 19 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4162) is ingevolge artikel 3, vierde lid, in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) uitgangspunt bij de matching de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie. De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar een LFNP-functie is vastgesteld bij het in 1.2 genoemde besluit van 5 december 2011, dat in rechte onaantastbaar is geworden. In zijn uitspraak van 24 december 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4803) heeft de Raad voorts geoordeeld dat de korpschef geen nader onderzoek hoeft te verrichten of bij de matching rekening had moeten houden met andere documenten zoals beoordelingen en verslagen van functioneringsgesprekken. Dergelijke documenten zien in feite op de uitgangspositie. In artikel 3, vierde lid, van de Regeling en in de Beleidsregel instructie organieke matching is immers voorgeschreven welke stukken bij de matching worden meegewogen. Indien appellant zich niet kon vinden in zijn uitgangspositie had het op zijn weg gelegen om functieonderhoud te vragen op grond van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie en/of rechtsmiddelen aan te wenden tegen de besluitvorming aangaande zijn uitgangspositie. De omstandigheid dat appellant heeft afgezien van het indienen van een verzoek om functieonderhoud of van het maken van bezwaar tegen zijn uitgangspositie, dient voor rekening en risico van appellant te komen, temeer nu appellant al bij het voorgenomen besluit over zijn uitgangspositie is gewezen op het belang van functieonderhoud.
4.1.2.
Appellant heeft voorts betoogd dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat gaandeweg en met terugwerkende kracht is besloten om binnen een vastgesteld vakgebied niet meer op inhoud, maar op schaal te matchen, terwijl het op dat moment niet meer mogelijk was om functieonderhoud te vragen. Dit betoog slaagt evenmin. Voor dit oordeel wordt verwezen naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1663, in het bijzonder rechtsoverweging 7.1 tot en met 7.3.2. In wat appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.1.3.
Appellant wordt evenmin gevolgd in zijn betoog dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling. Zoals de Raad heeft overwogen in zijn in 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015, is de hardheidsclausule niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren.
4.1.4.
Uit 4.1.1 tot en met 4.1.3 volgt dat het hoger beroep in de zaak 16/23 niet slaagt en dat aangevallen uitspraak 1 moet worden bevestigd.
Het hoger beroep in de zaak 16/460
4.2.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd die zien op de ontzegging van OVW-periodieken. Ter zitting van de Raad heeft appellant naar voren gebracht dat zijn hoger beroep betreffende de ontzegging van OVW-periodieken onlosmakelijk is verbonden met zijn hoger beroep tegen bestreden besluit 1. Appellant betwist niet dat aan de
LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist, vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, schaal 10 geen OVW-punten zijn verbonden.
4.2.2.
Nu het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet slaagt en aldus
bestreden besluit 1 in stand blijft, slaagt het hoger beroep in de zaak 16/460 evenmin. Aangevallen uitspraak 2 moet daarom worden bevestigd.
Tot slot
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2017.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) J.L. Meijer

HD