ECLI:NL:CRVB:2017:1087
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 na herhaald verzoek
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1939, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 6 mei 2015, waarbij haar verzoek om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) werd afgewezen. Appellante was eerder erkend als oorlogsgetroffene, maar haar aanvragen voor toekenningen zijn steeds afgewezen op de grond dat het aanvaarde oorlogsgeweld niet heeft geleid tot psychische of lichamelijke invaliditeit zoals bedoeld in de Wubo. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische gegevens geen aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan het standpunt van de verweerder, die in lijn met zijn geneeskundig adviseurs heeft geoordeeld dat er geen verband is tussen de psychische klachten van appellante en het oorlogsgeweld. De Raad heeft de eerdere rapportages van psychiater H.S.R. Witte en arts A.S.E.P. Textor in overweging genomen, maar concludeert dat de psychische klachten van appellante niet gerelateerd zijn aan het oorlogsgeweld. De Raad heeft ook het advies van geneeskundig adviseur R. Loonstein en de heroverweging door arts R. Roelofs betrokken in zijn beoordeling.
De Raad oordeelt dat het bestreden besluit deugdelijk is voorbereid en voldoende gemotiveerd. Er zijn geen medische gegevens die aantonen dat de psychische klachten van appellante aan het aanvaarde oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven. Daarom kan het bestreden besluit in rechte standhouden en moet het beroep ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.