Uitspraak
19 mei 2016, 15/1870 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant, een ambtenaar van politie, tegen de beslissing van de korpschef met betrekking tot de toekenning van Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken. Appellant was van mening dat hij recht had op deze periodieken vanaf 1 september 2012, de datum waarop hij bevorderd werd naar de functie van Senior [functie 2]. De korpschef had echter bepaald dat de OVW-periodieken pas met ingang van 1 april 2013 aan appellant zouden worden toegekend, wat appellant betwistte.
De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef de OVW-periodieken terecht met ingang van 1 april 2013 heeft toegekend. De Raad oordeelde dat de toekenning van de periodieken niet onder artikel 10, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) valt, maar onder artikel 9a, tweede lid, van het Bbp, dat bepaalt dat OVW-periodieken worden toegekend op de reguliere periodiekdatum. De reguliere periodiekdatum voor appellant was 1 april, en daarom was de beslissing van de korpschef juist.
Appellant heeft ook een beroep gedaan op artikel 10, tweede lid, van het Bbp, waarin staat dat in bijzondere gevallen het salaris kan worden vastgesteld op een hoger bedrag. De Raad oordeelde echter dat er geen sprake was van een bijzonder geval en dat de besluitvorming rondom de bevordering naar de functie van Senior [functie 2] niet onzorgvuldig was geweest. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.