ECLI:NL:CRVB:2017:1076

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
16/4135 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning en overgang naar LFNP-functie van politieambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een politieambtenaar tegen de beslissing van de korpschef van politie met betrekking tot de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie. De appellant, die in 1993 bevorderd werd naar een functie op schaal 8, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij recht heeft op matching in de functie van senior, schaal 8, in plaats van de toegewezen functie op schaal 7. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de appellant zich in het kader van de matching niet kan beroepen op feiten of omstandigheden die hij al eerder had kunnen aanvoeren. De Raad oordeelt dat de uitgangspositie van de appellant, vastgesteld bij besluit van 24 oktober 2011, in rechte vaststaat en dat de matching op basis van deze uitgangspositie correct is uitgevoerd. De Raad wijst erop dat de appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie, waardoor hij niet kan terugkomen op deze beslissing. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De uitspraak is gedaan op 16 maart 2017.

Uitspraak

16/4135 AW
Datum uitspraak: 16 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 mei 2016, 14/5327 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
De korpschef heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2017. Appellant is in persoon verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan en L.M. van den Hil.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Bij besluit van 24 oktober 2011 is de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op Generalist [senior functie].
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Generalist [functienaam] , schaal 7. Bij besluit van 15 juli 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij dient te worden gematcht in de functie van [senior functie] , schaal 8. Hij is in 1993 bevorderd naar de functie [functie] , schaal 8. Na een korte periode van arbeidsongeschiktheid in 2006 is appellant gere-integreerd. Er zijn in het najaar van 2007 schriftelijke afspraken gemaakt over de re-integratie. Appellant zou tijdelijk een schaal 7-functie bekleden en uiteindelijk overgaan naar de functie [senior functie] , schaal 8, bij het [bureau A] . Voor de schaal 7-functie heeft appellant alleen een tijdelijk plaatsingsbesluit gehad. Sinds 2011 is appellant teruggekeerd in het recherchewerk en verricht hij werkzaamheden op het niveau van schaal 8. Tijdens een hoorzitting van 25 februari 2016 is appellant bekend geworden dat hij zich, anders dan de dienstleiding steeds te kennen heeft gegeven, nog steeds in het re-integratietraject bevindt. Zijn eigen functie is daarom nog steeds de schaal 8-functie. Het kan niet zo zijn dat het tijdelijk aanvaarden van een schaal 7-functie leidt tot een definitieve degradatie, aldus appellant. Hij heeft het besluit van 24 oktober 2011 tot vaststelling van zijn uitgangspositie niet ontvangen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling vindt de matching plaats op basis van de inhoud van de schriftelijke, formele korpsfunctiebeschrijving zoals vastgelegd in de uitgangspositie. De Raad heeft in zijn in 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat de politieambtenaar zich in het kader van de matching niet kan beroepen op feiten of omstandigheden die hij al in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. Indien een politieambtenaar zich niet kon vinden in zijn uitgangspositie, lag het op zijn weg om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de besluitvorming aangaande zijn uitgangspositie.
4.2.
Appellant heeft eerst ter zitting van de Raad gesteld dat hij het besluit van 24 oktober 2011 over zijn uitgangspositie niet heeft ontvangen. Nu het appellant duidelijk was dan wel had moeten zijn dat het besluit van 24 oktober 2011 van grote betekenis is voor de matching, had appellant deze stelling eerder in de procedure moeten betrekken. De Raad gaat dan ook wegens strijd met de goede procesorde aan deze stelling voorbij. Dit betekent dat de Raad, evenals de korpschef en de rechtbank, ervan uitgaat dat appellant de mogelijkheid tot het maken van bezwaar tegen het besluit van 24 oktober 2011 voorbij heeft laten gaan.
4.3.
Nu de uitgangspositie van appellant met het besluit van 24 oktober 2011 in rechte is komen vast te staan, heeft de matching terecht op basis van de functie Generalist [senior functie] plaatsgevonden. Wat appellant heeft aangevoerd over de afspraken in het
re-integratietraject, de tijdelijkheid van de plaatsing in de schaal 7-functie en het behoud van zijn seniorfunctie - partijen verschillen overigens van mening over het behoud van die seniorfunctie - heeft betrekking op de uitgangspositie en had appellant in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren kunnen brengen. Het betoog van appellant dat hij nog steeds werkzaamheden verricht op het niveau van een senior, slaagt evenmin, omdat matching plaatsvindt op basis van de formele functie, zoals vastgelegd in de uitgangspositie, en niet op basis van de feitelijke werkzaamheden.
4.4.
Wat appellant heeft aangevoerd, kan evenmin leiden tot een geslaagd beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2017.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J. Tuit
HD