In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om bevordering van een politieambtenaar naar de functie van senior GGP. De appellant, de korpschef van politie, had het verzoek afgewezen omdat de beoordeling van de betrokkene niet voldeed aan de norm van 80% uitstekende scores. De betrokkene had in 2012 om bevordering verzocht, maar de beoordeling die in 2013 was vastgesteld, voldeed niet aan de gestelde criteria. De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van het verzoek van de betrokkene gedeeltelijk vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de korpschef in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn beoordelingsbevoegdheid. De Raad oordeelde dat de invulling van het begrip 'boven de norm' door de voormalige politiekorpsen, in dit geval met een rekenkundig criterium van ten minste 80% van de competenties met de score uitstekend, binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling viel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel door de betrokkene werd afgewezen, omdat de Raad oordeelde dat een gemaakte fout in de toepassing van regelgeving niet herhaald hoeft te worden voor een andere ambtenaar in een vergelijkbare situatie. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene tegen het besluit van 5 juni 2014 ongegrond.