ECLI:NL:CRVB:2017:1065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
16/883 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toepassing hardheidsclausule bij functiewijziging binnen de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de korpschef van politie als appellant en een politieambtenaar als betrokkene. De rechtbank had geoordeeld dat de korpschef de hardheidsclausule had moeten toepassen bij de functiewijziging van de betrokkene. De betrokkene was eerder werkzaam als Hoofd Stafbureau en werd per 1 januari 2013 omgezet naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist E. De Raad oordeelde dat de situatie van de betrokkene niet bijzonder genoeg was om te spreken van een onbillijkheid van overwegende aard. De Raad concludeerde dat de korpschef niet in strijd met de wet had gehandeld door de hardheidsclausule niet toe te passen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. De Raad benadrukte dat de betrokkene niet had aangetoond dat de functiewijziging nadelig voor hem was, aangezien hij zijn persoonlijke salarisschaal had behouden.

Uitspraak

16/883 AW
Datum uitspraak: 9 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
14 december 2015, 14/3229 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en L.M. van den Hil. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Dijkgraaf.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Betrokkene was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) eerst werkzaam als Hoofd verzorgingsgebied bij de voorloper van de Nationale Politie (vts Politie Nederland). Bij besluit van 25 januari 2011 is hij per 1 november 2010 benoemd als Programmamanager met toekenning van de persoonlijke salarisschaal 15.
1.3.
De uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP is voor de periode van 31 december 2009 tot 1 november 2010 vastgesteld op de functie van Hoofd Verzorgingsgebied, gewaardeerd in salarisschaal 14, en voor de periode van 1 november 2010 tot en met 31 december 2011 op de functie van Programmamanager, gewaardeerd in
salarisschaal 13. Betrokkene heeft tegen de uitgangspositie geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Bij besluit van 31 december 2012 heeft appellant betrokkene per 1 januari 2013 benoemd in de functie van Hoofd Stafbureau. Daarbij is zijn functioneringstoelage komen te vervallen. In het besluit is vermeld dat deze functie na de overgang naar LFNP-functies zal worden gewijzigd naar de meest vergelijkbare LFNP-functie, overeenkomstig de transponeringstabel behorende bij de Regeling overgang naar een
LFNP-functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling).
1.5.
Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en betrokkene gelegenheid te hebben geboden daarover zijn bedenkingen kenbaar te maken, heeft appellant op 16 december 2013 ten aanzien van betrokkene besloten tot toekenning van de LFNP-functie van Sectorhoofd, gewaardeerd in salarisschaal 14, voor de periode van 31 december 2009 tot
1 november 2010 en Bedrijfsvoering Specialist E, gewaardeerd in salarisschaal 13, voor de periode van 1 november 2010 tot en met 31 december 2011. Verder heeft appellant ten aanzien van betrokkene besloten tot overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoering Specialist E per 1 januari 2012.
1.6.
Bij het hiervoor genoemde besluit van 16 december 2013 heeft appellant verder besloten de per 1 januari 2013 door betrokkene vervulde functie van Hoofd Stafbureau conform de transponeringstabel te wijzigen in de LFNP-functie van Bedrijfsvoering Specialist E, met het vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, en het werkterrein Informatie & Communicatietechnologie, gewaardeerd in salarisschaal 13 (wijzigingsbesluit).
1.7.
Bij besluit van 2 mei 2014 (bestreden besluit) heeft appellant het tegen het besluit van
16 december 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 16 december 2013 herroepen wat betreft de periode van 1 november 2010 tot en met 31 december 2012 (lees: 2011), bepaald dat aan betrokkene met ingang van 1 november 2010 de LFNP-functie van Sectorhoofd, gewaardeerd in salarisschaal 14, in het vakgebied Leiding, wordt toegekend en dat hij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaat, het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan appellant de hardheidsclausule had moeten toepassen. Betrokkene heeft aannemelijk gemaakt dat hij omwille van het dienstbelang heeft ingestemd met plaatsing in de functie van Programmamanager, gewaardeerd in salarisschaal 13, terwijl hij daarvoor was geplaatst in de functie van Hoofd Verzorgingsgebied, gewaardeerd in salarisschaal 14. Dit heeft ertoe geleid dat betrokkene in een nadeligere positie is komen te verkeren en dat zijn functie is gematcht met een lager ingeschaalde
LFNP-functie.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De wijziging van de functie van Hoofd Stafbureau in de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringsspecialist E per 1 januari 2013 is tussen partijen niet in geschil. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij in de periode van 1 november 2010 tot 1 januari 2013 de hardheidsclausule had moeten toepassen. Dit betoog slaagt.
4.2.
Betrokkene heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule in verband met de wijziging per 1 november 2010 van zijn uitgangspositie van Hoofd Verzorgingsgebied, gewaardeerd in salarisschaal 14, naar Programmamanager, gewaardeerd in salarisschaal 13. Door deze wijziging heeft appellant hem per 1 november 2010 niet de LFNP-functie van Sectorhoofd, gewaardeerd in salarisschaal 14, maar de LFNP-functie van Bedrijfsvoering Specialist E, gewaardeerd in salarisschaal 13, toegekend. Omdat betrokkene op dringend verzoek van appellant en enkel met het oog op het dienstbelang heeft ingestemd met de wijziging van zijn werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende wijziging van zijn uitgangspositie, acht hij het onbillijk dat zijn toewijding aan de politieorganisatie in zijn nadeel werkt doordat de matching uitkomt op een LFNP-functie gewaardeerd in salarisschaal 13. De rechtbank heeft hem hierin ten onrechte gevolgd.
4.3.
Wat betrokkene naar voren heeft gebracht levert geen onbillijkheid van overwegende aard op. In tal van gevallen heeft de matching, om uiteenlopende redenen die al dan niet buiten de betreffende politieambtenaar zijn gelegen - zo ook in gevallen waarin de korpsleiding een dringend beroep op de betrokken politieambtenaar heeft gedaan om (tijdelijk) andere hoognodige werkzaamheden te verrichten - geleid tot een lager gewaardeerde LFNP-functie dan de functie die de betreffende politieambtenaar voor de invoering van het LFNP bekleedde. De situatie van betrokkene is in dat opzicht niet bijzonder, althans niet zo bijzonder dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Overigens heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat de matching nadelig is voor hem, nu hij in de in geding zijnde periode zijn persoonlijke salarisschaal heeft behouden en hij de wijziging van zijn functie van Hoofd Stafbureau in de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringsspecialist E per 1 januari 2013 niet bestrijdt.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 mei 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma als voorzitter, in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2017.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) W.A.M. Ebbinge

HD