ECLI:NL:CRVB:2017:1053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellant ontvangt sinds 6 mei 2002 bijstand op grond van de Participatiewet. Het college heeft op verschillende momenten geprobeerd een huisbezoek af te leggen, maar appellant was steeds niet thuis. Na een aantal pogingen en een gesprek op 24 augustus 2015, waarin appellant weigerde medewerking te verlenen aan een huisbezoek, heeft het college de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college ten onrechte de bijstand heeft ingetrokken. De Raad stelt vast dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van het huisbezoek, aangezien de eerdere pogingen om appellant thuis te treffen niet voldoende waren om aan te nemen dat er aan de juistheid van zijn woon- en leefsituatie getwijfeld moest worden. De Raad concludeert dat appellant niet kan worden verweten dat hij niet meewerkte aan het huisbezoek, en vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank die de besluiten van het college hebben bekrachtigd.
De Raad herroept de besluiten van het college en veroordeelt het college tot vergoeding van de kosten die appellant heeft gemaakt voor rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 februari 2017.