ECLI:NL:CRVB:2017:1051

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
15 maart 2017
Zaaknummer
14/6272 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 oktober 2014 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond heeft verklaard. Het college had op 30 september 2013 een aanvraag van appellant voor een scootmobiel afgewezen, een besluit dat later op 13 mei 2014 is gehandhaafd. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op een scootmobiel, vooral na een verslechtering van zijn medische situatie, waar het college op 25 februari 2015 op heeft gereageerd door appellant een scootmobiel toe te kennen.

Het procesverloop laat zien dat appellant niet is verschenen op de zittingen en ook niet heeft gereageerd op verzoeken van de Raad om zijn procesbelang te verduidelijken. De Raad heeft de zaak van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer verwezen en heeft op 1 februari 2017 opnieuw een zitting gehouden, waar wederom geen van de partijen is verschenen. Gezien het gebrek aan respons van appellant en zijn afwezigheid, concludeert de Raad dat appellant geen procesbelang meer heeft bij het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen procesbelang is aangetoond. De uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M. Gayir als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2017.

Uitspraak

14/6272 WMO
Datum uitspraak: 15 maart 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 oktober 2014, 14/4951 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.D. van Alphen, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Mr. Van Alphen heeft zich teruggetrokken als gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2016, waar geen van partijen is verschenen. Het onderzoek ter zitting is aangehouden.
Bij brief van 12 januari 2016 heeft de Raad vragen gesteld aan appellant. Appellant heeft hierop niet gereageerd, waarna op 20 juni 2016, 25 juli 2016 en 24 augustus 2016 herinneringsbrieven aan appellant zijn gestuurd. Appellant heeft hierop niet gereageerd.
Appellant heeft niet gereageerd op het verzoek van de Raad om toestemming tot het achterwege laten van een nadere zitting.
De Raad heeft de zaak verwezen van de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2017. Appellant is zonder bericht niet verschenen. Het college is met bericht niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1. Bij besluit van 30 september 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 mei 2014 (bestreden besluit), heeft het college een aanvraag van appellant om een scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voorafgaand aan de zitting van 6 januari 2016 heeft het college de Raad bericht dat het college bij besluit van 25 februari 2015 een scootmobiel aan appellant heeft toegekend in verband met een verslechtering van zijn medische situatie. Naar aanleiding van deze brief heeft de Raad appellant verzocht om in te gaan op het procesbelang bij het hoger beroep. Appellant heeft hierop niet gereageerd. Appellant is ook niet verschenen op de nadere zitting van 1 februari 2017.
4.2.
Onder deze omstandigheden gaat de Raad ervan uit dat appellant geen belang meer heeft bij voortzetting van het hoger beroep. Nu niet is gebleken van enig procesbelang, zal het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter, in tegenwoordigheid van M. Gayir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) M. Gayir

KP