ECLI:NL:CRVB:2016:960

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
15/1302 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toepassing hardheidsclausule bij terugkeer in LFNP-functie na detachering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de korpschef van politie. De appellant, die werkzaam was als Groepschef Tactische Recherche, was van 1 april 2011 tot februari 2015 gedetacheerd bij het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC) Oost-Nederland. Na zijn detachering keerde hij terug naar zijn oorspronkelijke functie, maar met een terugval in salaris. De appellant stelde dat de hardheidsclausule van toepassing had moeten zijn, omdat hij tijdens zijn detachering werkzaamheden op een hoger niveau had verricht en hij vond dat zijn terugkeer in een LFNP-functie niet recht deed aan zijn ervaring en loopbaanontwikkeling.

De Raad overwoog dat de hardheidsclausule in de Regeling niet van toepassing was, omdat de matching van functies in overeenstemming was met de geldende regelgeving en de afspraken die in de detacheringsovereenkomst waren gemaakt. De Raad concludeerde dat de terugval in salaris niet voldoende was om de hardheidsclausule toe te passen, aangezien de appellant niet had opgekomen tegen de rechtspositionele afspraken die tijdens de detachering waren gemaakt. De uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard, werd bevestigd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van griffier J.L. Meijer.

Uitspraak

15/1302 AW
Datum uitspraak: 17 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
3 februari 2015, 14/5342 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft mr. Dijkgraaf een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dijkgraaf. Namens de korpschef is verschenen mr. V. de Kruijf-Stellaard, mr. F.A.M. Bot en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Appellant was werkzaam als Groepschef Tactische Recherche (schaal 9). Van 1 april 2011 tot februari 2015 is hij gedetacheerd geweest buiten de politie bij het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC) Oost-Nederland. Tijdens de detachering is appellant tijdelijk ingedeeld in schaal 12, uitbetaald in de vorm van een waarnemingstoelage. Hij is teruggekeerd in zijn oorspronkelijke functie, schaal 9.
1.3.
Bij besluit van 10 juni 2011 is de uitgangspositie van appellant in het kader van het LFNP vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 vastgesteld op Groepschef Tactische Recherche
.Daarbij is als bijzonderheid vermeld dat appellant vanuit het korps is gedetacheerd en dat conform de richtlijn uitgangspositie LFNP gedetacheerde medewerkers worden gematcht op de functie die zij vervulden voor de detachering, in zijn geval de functie van Groepschef Tactische Recherche. De rechtspositionele afspraken die in het kader van de detachering zijn gemaakt blijven onverminderd van kracht. Op het moment dat appellant terugkeert in het korps zal hij gematcht gaan worden met een passende LFNP-functie. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte vaststaat.
1.4.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Operationeel Expert Tactische Opsporing in het vakgebied Tactische Opsporing, met bijbehorende schaal 9 op 1 januari 2012. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 28 juli 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen dat in de door appellant naar voren gebrachte omstandigheden geen grond is te vinden voor toepassing van de hardheidsclausule.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de matching is geschied in overeenstemming met de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) en de bijbehorende transponeringstabel. Volgens appellant had echter toepassing moeten worden gegeven aan de hardheidsclausule en had hij, gelet op het niveau van de werkzaamheden die hij tijdens zijn detachering bij het RIEC heeft uitgevoerd, gematcht moeten worden met de ‘meest waarschijnlijke LFNP-functie’ van Operationeel Specialist D, salarisschaal 12. Als bijzondere omstandigheden heeft appellant aangevoerd dat het vragen van functieonderhoud voor hem niet mogelijk was, omdat hij buiten het politiekorps werkte en dat met de overgang naar de LFNP-functie Operationeel Expert Tactische Opsporing geen recht is gedaan aan de ervaring die hij heeft opgedaan en de loopbaanontwikkeling die met de detachering was beoogd. Ter zitting heeft appellant nog aangevoerd dat de detachering door
privéomstandigheden is beëindigd en dat sinds zijn terugkeer in het korps sprake is van een aanzienlijke terugval in salaris.
3.2.
De in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule ziet naar aard en bewoordingen op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de Regeling niet heeft voorzien.
3.3.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat bij het proces van organieke matching de Regeling, het reglement en de beleidsregel Instructie organieke matching (Instructie) bepalend zijn. In stap 9a van de Instructie over overige werkzaamheden is bepaald dat bijzondere situaties en afspraken, die ook kunnen zijn opgenomen in de uitgangspositie, in het kader van de organieke matching geheel buiten beschouwing blijven omdat deze zich niet lenen voor enige wijze van matching. Als voorbeeld hiervan is vermeld detachering buiten de sector politie.
3.4.
Nu de regelgever uitdrukkelijk heeft beoogd dat bij de matching geen rekening wordt gehouden met de tijdens de detachering verrichte werkzaamheden, is er geen ruimte om dat door toepassing van de hardheidsclausule alsnog te doen. Het is ook niet het gevolg van de matching, maar het gevolg van de in de detacheringsovereenkomst gemaakte afspraken over terugkeer dat appellant is teruggekeerd in een LFNP-functie die is gematcht met zijn oorspronkelijke functie. Bovendien is in het besluit over de uitgangspositie ook bepaald dat de rechtspositionele afspraken die in het kader van de detachering zijn gemaakt onverminderd van kracht blijven en appellant is hier ook niet tegen opgekomen. De daarbij behorende terugval in salaris rechtvaardigt evenmin de toepassing van de hardheidsclausule
.
3.5.
Uit 3.1 tot en met 3.4 volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2016.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) J.L. Meijer

HD