ECLI:NL:CRVB:2016:958

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
12/5193 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van psychische klachten in relatie tot militaire dienst en invaliditeitspensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage. Appellant, een voormalig militair, had een verzoek ingediend voor toekenning van een invaliditeitspensioen op basis van psychische klachten die hij zou hebben opgelopen tijdens zijn uitzendingen naar Kosovo en Bosnië. De minister van Defensie had dit verzoek afgewezen, omdat er geen verband kon worden aangetoond tussen de klachten en de militaire dienst.

De Raad heeft het procesverloop besproken, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat en de minister vertegenwoordigd was door een gemachtigde. Tijdens de zitting is een deskundige benoemd, prof. dr. G.F. Koerselman, die op basis van zijn onderzoek concludeerde dat de psychische klachten van appellant niet in verband konden worden gebracht met de militaire dienst. De deskundige stelde dat de klachten eerder te relateren waren aan een aanpassingsstoornis en later aan een dysthyme stoornis, en niet aan de ervaringen tijdens de uitzendingen.

De Raad heeft het deskundigenrapport als overtuigend en zorgvuldig beoordeeld en heeft geoordeeld dat de minister terecht had besloten om het verzoek van appellant af te wijzen. Het hoger beroep van appellant is dan ook ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5193 MPW
Datum uitspraak: 17 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van
8 augustus 2012, 12/2475 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.Y. van der Pol, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door H.A.L. Knoben.
Het onderzoek is na de zitting heropend. De Raad heeft aanleiding gezien
prof. dr. G.F. Koerselman, psychiater, te benoemen als deskundige. De deskundige heeft op 10 augustus 2015 rapport uitgebracht. Partijen hebben hierop hun zienswijze gegeven.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1979, is van 14 december 1999 tot mei 2000 als chauffeur uitgezonden geweest naar Kosovo en van mei 2002 tot november 2002 naar Bosnië. In oktober 2009 heeft hij verzocht om toekenning van een invaliditeitspensioen.
1.2.
Bij besluit van 15 november 2010 heeft de minister het verzoek van appellant afgewezen op de grond dat geen verband met de uitvoering van de militaire dienst kan worden aanvaard van de bij appellant geconstateerde aandoening van psychische aard (aanpassingsstoornis met depressieve stemming). Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij besluit van 10 februari 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
3.1.
Het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van de minister berust op de resultaten van het Medisch Geneeskundig Onderzoek (MGO). In het kader van het MGO is onder meer informatie opgevraagd bij de GGZ Friesland en is appellant onderzocht door de psychiater R.J.M. Mooren en de psycholoog drs. H.M.J. Vandenboorn van de afdeling Psychiatrische advisering van het Commando Diensten Centra.
3.2.
In hoger beroep heeft appellant een rapport overgelegd van psychiater W.H.J. Mutsaers van 24 januari 2013. Deze psychiater concludeert dat bij appellant sprake is van een posttraumatische stress stoornis die in belangrijke mate verband houdt met de ervaringen van appellant als militair in Kosovo.
3.3.
De door de Raad benoemde deskundige prof. Koerselman heeft op basis van zijn onderzoek geconcludeerd dat de door appellant gestelde ernstige mate van angst en lusteloosheid in 2009 zijn toe te schrijven aan een aanpassingsstoornis en dat op datum van het onderzoek die klachten beter kunnen worden geclassificeerd als een dysthyme c.q. persistente depressieve stoornis. Professor Koerselman vindt onvoldoende gronden om de door appellant genoemde klachten oorzakelijk toe te schrijven aan de militaire dienst, te weten de uitzending naar Kosovo en/of Bosnië. De herinterpretatie door psychiater Mutsaers van het traumacriterium wordt door professor Koerselman niet onderschreven en hij ziet ook onvoldoende verklaring voor de grote discrepantie tussen de ernst van het huidig disfunctioneren en de ook in het rapport van psychiater Mustears beschreven gebeurtenissen tijdens de uitzending naar Kosovo in 1999. Hij geeft daarbij te kennen dat hij de gegevens uit de behandelende sector in eerdere jaren kennelijk zwaarder mee laat wegen dan dat psychiater Mutsaers dat heeft gedaan.
3.4.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Dat het rapport afwijkt van de opvatting van een andere, door een van de partijen geraadpleegde, deskundige is op zichzelf niet voldoende om tot een ander oordeel te komen. Het rapport van professor Koerselman heeft appellant geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen.
3.5.
Gelet op het voorgaande volgt de Raad de minister in zijn standpunt dat de bij appellant aanwezige psychische klachten niet in verband kunnen worden gebracht met de uitvoering van de militaire dienst.
3.6.
Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.W.J. Hospel

HD