Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een senior penitentiaire inrichtingswerker in de extra beveiligde inrichting (EBI), tegen een besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie. Appellant is disciplinair gestraft wegens ernstig plichtsverzuim na een incident waarbij hij en andere medewerkers niet hebben voldaan aan de controlevoorschriften, wat leidde tot een veiligheidsrisico. De minister legde appellant een voorwaardelijk strafontslag op en verplaatste hem naar een andere inrichting. Appellant betwist de toerekenbaarheid van zijn gedragingen en stelt dat de opgelegde straf onevenredig is, vooral omdat hij zijn EBI-toelage verliest door de overplaatsing. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de straf niet onevenredig is in verhouding tot het gepleegde plichtsverzuim. De Raad stelt vast dat appellant bewust heeft nagelaten het incident te melden en dat de opgelegde sancties passend zijn gezien de ernst van het plichtsverzuim. De Raad verwerpt ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de door appellant aangehaalde gevallen niet vergelijkbaar zijn met zijn situatie.