ECLI:NL:CRVB:2016:951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar wegens niet doorgeven adreswijziging door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) door het dagelijks bestuur van de Diamant-groep. Het dagelijks bestuur had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarbij werd overwogen dat de appellant zijn nieuwe adres niet had doorgegeven aan het dagelijks bestuur, waardoor het besluit niet op het juiste adres kon worden bezorgd.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de appellant, ondanks dat hij dacht dat zijn dienstverband was geëindigd, verantwoordelijk was voor het doorgeven van zijn adreswijziging. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur had voldaan aan zijn bekendmakingsverplichting door het besluit naar het laatst bekende adres van de appellant te sturen. De bezwaartermijn begon op 23 juli 2014, en het bezwaar dat op 4 september 2014 was ingediend, was derhalve te laat.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, met J.L. Meijer als griffier.