ECLI:NL:CRVB:2016:948

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
14/1158 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens ontbreken van procesbelang in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS-regeling) door de betrokkene, die op 16 maart 2015 is overleden. De aanvraag was eerder afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) omdat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden. Na een nieuwe aanvraag op 21 januari 2015, werd de tegemoetkoming alsnog ambtshalve toegekend op 30 maart 2015, maar de Svb stelde dat de erven geen procesbelang meer hadden omdat de tegemoetkoming was uitgekeerd.

De Raad overweegt dat, nu de betrokkene de tegemoetkoming heeft ontvangen, er geen procesbelang meer is voor de erven om het hoger beroep voort te zetten. De Raad stelt dat louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De argumenten van de erven dat zij een belang hebben bij de vaststelling van de aanspraak op de tegemoetkoming en de vergoeding van proceskosten worden door de Raad niet gehonoreerd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/1158 AW
Datum uitspraak: 15 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
17 januari 2014, 13/1161 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden (erven) van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. R.F. Ruers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Betrokkene is op 16 maart 2015 overleden. Mr. Ruers heeft de Raad bericht dat de enige hem bekende erfgename niet reageert en dat de procedure wordt voortgezet.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
Partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven een zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene heeft, voor zover in dit geding nog van belang, een aanvraag ingediend om een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS-regeling). Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat de longarts op 31 augustus 2012 de diagnose maligne mesothelioom heeft gesteld.
1.2.
De Svb heeft de aanvraag van betrokkene bij besluit van 13 december 2012 afgewezen, omdat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarde dat zij een periode van ten minste tien jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond in het tijdvak tussen zestig en tien jaar voordat zij de aanvraag heeft ingediend. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft de Svb bij besluit van 28 februari 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Betrokkene heeft op 21 januari 2015 een nieuwe aanvraag ingediend om een voorschot op grond van de TNS-regeling. Bij besluit van 9 februari 2015 is deze aanvraag afgewezen. Bij besluit van 30 maart 2015 is de tegemoetkoming alsnog ambtshalve ingewilligd en is aan betrokkene een bedrag van € 19.417,- toegekend, omdat zij vanaf 25 februari 2015 voldoet aan de in het nieuwe beleid gestelde voorwaarde en dat betrokkene een periode van ten minste tien jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond, indien betrokkene in de periode tussen zestig en tien jaar voorafgaande aan de aanvraag ten minste vijftien jaar in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is ingeschreven geweest, waarvan ten minste twee perioden van vijf jaar aaneengesloten.
3.2.
De Svb heeft zich op het standpunt gesteld dat de erven geen procesbelang meer hebben, nu aan betrokkene alsnog een tegemoetkoming op grond van de TNS-regeling is uitgekeerd naar aanleiding van een nieuwe aanvraag. Dat betrokkene op dat moment al was overleden, is niet onderkend, maar de tegemoetkoming zal niet van de erven worden teruggevorderd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Nu betrokkene naar aanleiding van haar nieuwe aanvraag bij besluit van 30 maart 2015 een financiële tegemoetkoming heeft gekregen, heeft zij bereikt wat zij met deze procedure probeerde te bereiken. Uit vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraak van
23 mei 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW6811) vloeit voort dat pas sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift - of in dit geval de erven - met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreven, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor die indiener - of in dit geval de erven - feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4.2.
Mr. Ruers heeft betoogd dat de erven een redelijk belang hebben bij de vaststelling dat betrokkene aanspraak maakte op een tegemoetkoming en dat zij door de opstelling van de Svb een lange, zware en belastende rechtsgang heeft moeten ondergaan voordat aan haar, zij het postuum, deze tegemoetkoming alsnog is toegekend. Gelet op wat in 4.1 is overwogen is dat echter geen rechtens te honoreren belang.
4.3.
Verder is betoogd dat de erven een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling in verband met de vergoeding van de proceskosten. Dit betoog slaagt niet. Zoals de Raad eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de onder 4.1 genoemde uitspraak van 23 mei 2012, kan geen procesbelang worden ontleend aan de verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten.
4.4.
Het hoger beroep dient vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard te worden.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en C.H. Bangma en M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) P.W.J. Hospel

HD