ECLI:NL:CRVB:2016:875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na eerstejaars ZW-beoordeling en de vaststelling van beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv, waarbij zijn recht op Ziektewet (ZW) uitkering is beëindigd. Appellant, die zich ziek meldde op 6 februari 2013, ontving ZW-uitkering vanwege psychische klachten. Tijdens een eerstejaars ZW-beoordeling concludeerde een verzekeringsarts dat appellant beperkt was in zijn functioneren, maar geschikt voor andere passende arbeid. Dit werd bevestigd door een arbeidsdeskundige die stelde dat appellant meer dan 65% van het maatmaninkomen kon verdienen met de geselecteerde functies. Appellant maakte bezwaar tegen het besluit van het Uwv, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen juist waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.