ECLI:NL:CRVB:2016:874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor arbeid na psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 4 december 2013 ziek meldde vanwege psychische klachten. Appellante, werkzaam als huishoudelijk medewerkster, heeft verschillende keren het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts concludeerde op 6 augustus 2014 dat appellante met ingang van 7 augustus 2014 weer geschikt was voor haar arbeid. Het Uwv heeft dit besluit bevestigd, maar appellante ging hiertegen in beroep. De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv juist waren. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie van de verzekeringsarts dat appellante in staat was haar werk te hervatten, goed onderbouwd was. De Raad nam daarbij in overweging dat appellante ondanks haar klachten in staat was om zelfstandig naar het spreekuur te komen en dat er geen actuele angststoornis of depressief beeld kon worden vastgesteld op de datum in geding.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 maart 2016.