ECLI:NL:CRVB:2016:855

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
14/5512 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag wegens blijvende ongeschiktheid op grond van ziekten of gebreken

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het betreft een ontslag dat is verleend door het college van bestuur van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Progresso, wegens blijvende ongeschiktheid van appellant als leraar op een school. Het ontslag vond plaats op 11 maart 2009, en het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft eerder het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak op 17 april 2014 vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door de rechtbank is afgewezen. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat het college van bestuur onrechtmatig heeft gehandeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het ontslag rechtmatig is en dat er geen grond is voor schadevergoeding. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/5512 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 augustus 2014, 13/3875 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van bestuur van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Progresso (college van bestuur)
Datum uitspraak: 10 maart 2016
INLEIDING
Namens appellant heeft mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoesein, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens het college van bestuur heeft mr. H.J. Brouwer, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2016. Appellant is verschenen. Het college van bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Brouwer,
J.W.M.C. den Ouden en W.F. Vlakveld.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam als leraar op het [naam school] .
1.2.
Bij besluit van 9 maart 2009 heeft het college van bestuur appellant per 11 maart 2009 ontslag verleend wegens blijvende ongeschiktheid op grond van ziekten of gebreken. Bij besluit van 9 juli 2009 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank Amsterdam heeft het door appellant tegen het besluit van 9 juli 2009 ingestelde beroep bij uitspraak van 12 juli 2013 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het besluit van 9 maart 2009 herroepen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend ter voorbereiding van een uitspraak over het verzoek om schadevergoeding.
1.4.
Bij uitspraak van 17 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1291, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2013 vernietigd en het beroep tegen het besluit van
9 juli 2009 ongegrond verklaard.
1.5.
Op 30 mei 2014 heeft appellant een reactie ingediend en de rechtbank laten weten het verzoek om schadevergoeding te handhaven.
1.6.
Bij brief van 24 juni 2014 heeft het college van bestuur gereageerd op het verzoek om schadevergoeding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank verwezen naar de uitspraak van de Raad van 17 april 2014.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het college van bestuur jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de uitspraak van de rechtbank van 9 juli 2009 en naar zijn op
1 oktober 2014 ingediende en op 5 november 2014 aangevulde verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 april 2014.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de uitspraak van de Raad van 17 april 2014 is de uitspraak van de rechtbank van
12 juli 2013 vernietigd en is het beroep tegen het bestreden besluit alsnog ongegrond verklaard. Daarmee is het ontslag van appellant rechtmatig bevonden.
4.2.
Bij uitspraak van 10 maart 2016, 15/5222 AW, heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 april 2014 afgewezen. Dat betekent dat het ontslag van appellant in stand is gebleven.
4.3.
Uit het vorenstaande volgt dat geen grond bestaat voor schadevergoeding. De rechtbank heeft het verzoek daartoe terecht afgewezen. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J.L. Meijer

HD