ECLI:NL:CRVB:2016:842
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de LFNP-functie van een politieambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 20 januari 2015 een eerder besluit van de korpschef van de politie ongegrond verklaarde. De appellant, een politieambtenaar, was het niet eens met de vaststelling van zijn functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De korpschef had in 2011 de uitgangspositie van de appellant voor zijn toekomstige LFNP-functie vastgesteld op Medewerker Bijzonder Wetten (schaal 7). In 2013 werd de appellant overgeplaatst naar de LFNP-functie Generalist Intake & Service B (schaal 7). De appellant stelde dat de transponeringstabel, die als basis voor de besluitvorming diende, ten onrechte als een algemeen verbindend voorschrift werd aangemerkt door de rechtbank. Hij voerde aan dat zijn functie niet overeenkwam met de jarenlange feitelijke taken die hij had uitgevoerd en dat hij niet correct was gematcht met de LFNP-functie. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht de transponeringstabel als grondslag voor de besluitvorming had gebruikt, ondanks dat deze niet als een algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat de appellant niet tijdig rechtsmiddelen had ingesteld tegen eerdere besluiten, waardoor zijn uitgangspositie in rechte vaststond. De Raad oordeelde verder dat de hardheidsclausule niet van toepassing was op de werkzaamheden die buiten de referteperiode vielen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat er geen vergelijkbare gevallen waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.