ECLI:NL:CRVB:2016:838
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op uitkering op grond van de Wet WIA na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het Uwv heeft vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 maart 2016 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.D. van Doorn, heeft aangevoerd dat zijn gezondheid is verslechterd en dat hij meer beperkingen heeft gekregen. Hij verwijst naar een rapport van I-Psy waarin zijn psychische klachten worden beschreven. Het Uwv heeft echter in zijn rapporten geconcludeerd dat er geen toename van beperkingen is vastgesteld en dat appellant belastbaar is conform de eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het onderzoek van het Uwv niet zorgvuldig is geweest. De rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en bevatten geen inconsistenties. De Raad heeft bevestigd dat het Uwv op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid is aangetoond binnen de relevante periode. De uitspraak van de rechtbank is dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.