ECLI:NL:CRVB:2015:3894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die een WIA-uitkering aanvroeg, was het niet eens met de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij met ingang van 21 februari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv had op 20 december 2012 vastgesteld dat appellante geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard op 7 juni 2013. De rechtbank Limburg bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 7 april 2014.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, waarbij zij stelde dat haar beperkingen, vooral in verband met pijnklachten, waren onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking was aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig waren opgesteld en dat appellante geen medische gegevens had overgelegd die de juistheid van de vaststelling van haar belastbaarheid in twijfel trokken. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aan te tonen dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De stelling van appellante dat de lonen van de voorgehouden functies onrealistisch waren, werd verworpen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.