ECLI:NL:CRVB:2016:810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een niet verantwoord persoonsgebonden budget (pgb) door Zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) dat aan appellante was verleend door Achmea Zorgkantoor N.V. voor de periode van 1 april 2010 tot en met 30 november 2010. Appellante, vertegenwoordigd door haar moeder, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Zorgkantoor, dat het pgb had vastgesteld op een lager bedrag dan oorspronkelijk was verleend en een bedrag van € 3.324,60 terugvorderde. Het Zorgkantoor had geconstateerd dat appellante niet volledig had voldaan aan de verplichtingen die aan het pgb waren verbonden, en dat het budget niet volledig was besteed aan AWBZ-zorg.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante, ondanks haar bewering dat zij het toekenningsbesluit niet had ontvangen, op de hoogte had moeten zijn van de verplichtingen die aan het pgb verbonden waren. Het Zorgkantoor had voldoende informatie verstrekt over deze verplichtingen, en appellante en haar ouders bleven verantwoordelijk voor de juiste besteding en verantwoording van het pgb, ook al was het beheer aan een derde, de stichting K., uitbesteed.
De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid tot lagere vaststelling en terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag. De aangevoerde omstandigheden door appellante en haar ouders werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om het Zorgkantoor in zijn besluitvorming tegen te spreken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.