ECLI:NL:CRVB:2016:793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.F. Bandringa
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor babyuitzet wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellante op 12 september 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet, welke aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Groningen is afgewezen. Het college stelde dat de kosten van een babyuitzet behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat deze kosten door middel van bijzondere bijstand vergoed zouden worden. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond.
Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de kosten van de babyuitzet noodzakelijk waren en voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, aangezien zij deze kosten niet uit haar eigen inkomen kon voldoen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het aan appellante was om aan te tonen dat er bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag voor bijzondere bijstand rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, zoals haar onverwachte zwangerschap en haar schulden, niet als bijzondere omstandigheden konden worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden niet kan worden afgewenteld op de WWB.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. De Raad oordeelde dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht had afgewezen, omdat appellante niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden.