Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 december 2015 ongegrond;
- bepaalt dat het Zorginstituut aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Italië, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorginstituut Nederland, dat op 8 december 2015 was genomen. Dit besluit herroept een eerder besluit van 18 mei 2011 en stelt dat de appellant recht heeft op een vergoeding van € 666,99 voor zorgkosten, op basis van het Nederlandse tarief en de Europese Verordening (EG) nr. 987/2009. De Raad had eerder in een tussenuitspraak op 4 september 2015 vastgesteld dat de appellant vanaf 14 december 2010 feitelijk woonachtig was in Italië en dat hij terecht was uitgeschreven als verzekerde bij het Duitse orgaan BEK.
De Raad heeft in deze einduitspraak de gronden van de appellant beoordeeld, die in wezen dezelfde waren als in de tussenuitspraak. De Raad concludeert dat het Zorginstituut niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de appellant geen specifieke bezwaren heeft geuit tegen het nieuwe besluit van 8 december 2015. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar op andere gronden, en verklaart het beroep van de appellant tegen het besluit van het Zorginstituut ongegrond. Tevens wordt het Zorginstituut opgedragen om het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden.