ECLI:NL:CRVB:2016:74
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onduidelijkheid feitelijk woonadres
In deze zaak heeft appellant op 19 augustus 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft opgegeven een kamer te huren bij een persoon aan een specifiek adres. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de gemeente Smallingerland een onderzoek ingesteld naar de woonsituatie van appellant. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek en een huisbezoek, waarbij de bevindingen zijn vastgelegd in een rapportage. De onderzoeksresultaten leidden ertoe dat het college van burgemeester en wethouders op 11 september 2013 besloot de aanvraag van appellant af te wijzen, omdat hij onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woonadres. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 19 februari 2014.
De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en betoogde dat hij wel degelijk de nodige duidelijkheid had verschaft en dat het college en de rechtbank zijn verklaringen onvoldoende hadden gewaardeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De Raad oordeelde dat de omstandigheden bij het huisbezoek, in combinatie met de verklaringen van appellant, voldoende grondslag boden voor de conclusie dat hij niet op het opgegeven adres woonde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.