Uitspraak
OVERWEGINGEN
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de bijstandsaanvraag van appellanten is afgewezen. Appellanten ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen heeft de bijstand ingetrokken omdat appellanten onroerende zaken in Turkije bezaten en deze niet hadden gemeld. Het college heeft een terugvordering ingesteld van € 81.738,33 over de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 april 2013. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard.
Appellanten hebben op 12 juni 2013 opnieuw bijstand aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellanten niet de gevraagde taxaties van hun landbouwgronden in Turkije hebben ingeleverd. Het college heeft hen meerdere keren verzocht om deze taxaties te verstrekken, maar appellanten hebben hieraan niet voldaan. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat appellanten niet tijdig de benodigde gegevens hebben verstrekt en dat het college op goede gronden om de taxatie heeft verzocht. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad concludeert dat appellanten niet in staat waren om de taxatie tijdig te overleggen en dat dit een geldige reden was voor het college om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De uitspraak is gedaan op 1 maart 2016.