ECLI:NL:CRVB:2016:692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en geschiktheid voor geselecteerde functies onder de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had zich ziek gemeld vanwege rugklachten en pijn aan zijn linkerschouder en -arm. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant per 25 februari 2013 geschikt was voor bepaalde functies, maar appellant betwistte deze conclusie en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend. De Raad oordeelde dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat de door de orthopedisch chirurg vastgestelde aandoeningen niet leidden tot meer beperkingen dan al aangenomen, overtuigend was gemotiveerd. De Raad bevestigde dat appellant geschikt was voor twee van de geselecteerde functies en dat het Uwv terecht had besloten dat appellant vanaf 25 februari 2013 geen recht meer had op ziekengeld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.