ECLI:NL:CRVB:2016:663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die als autopoetser werkzaam was, had zich op 29 augustus 2011 ziek gemeld vanwege eczeemklachten aan zijn handen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 26 augustus 2013 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.
Appellant voerde aan dat hij door eczeem- en psychische klachten niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, vooral omdat deze functies deadlines en contact met irriterende stoffen vereisten. Hij betoogde ook dat zijn rugklachten niet in de beoordeling waren meegenomen en dat er geen informatie was opgevraagd bij zijn behandelende artsen over zijn medicatiegebruik.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat door de verzekeringsartsen. De rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep gaven aan dat er geen duidelijke afwijkingen waren gevonden in de medische beoordeling. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant, ondanks zijn klachten. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.