ECLI:NL:CRVB:2016:662
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van een WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die zich op 23 maart 2004 ziek meldde als taxichauffeur vanwege psychische en fysieke klachten. Appellant ontving vanaf 21 maart 2006 een IVA-uitkering, maar het Uwv stelde bij besluit van 26 november 2013 vast dat appellant met ingang van 27 januari 2014 niet langer recht had op deze uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag oordeelde in de aangevallen uitspraak dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er voldoende medische gegevens waren om de beperkingen van appellant vast te stellen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de verzekeringsarts geen psychopathologie had waargenomen, terwijl bij hem de diagnose PTSS was gesteld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad concludeerde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant correct had ingeschat en dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag was gebaseerd. De uitspraak werd gedaan op 26 februari 2016.