In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep. De verzoeker, de korpschef van politie, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 december 2015, waarin het ontslag van betrokkene, een ambtenaar, werd herroepen en vervangen door een voorwaardelijk ontslag. Betrokkene was verweten dat hij via Twitter informatie had gedeeld over een lopend politieonderzoek, wat werd gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim, mede gezien de omstandigheden waaronder betrokkene handelde, waaronder partiële PTSS en hoge werkdruk.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de werking van de aangevallen uitspraak geschorst, omdat er een redelijke kans bestond dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zou blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verweten gedragingen volledig aan betrokkene konden worden toegerekend en dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De voorzieningenrechter heeft de korpschef in zijn standpunt gevolgd en de schorsing van de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland toegewezen, totdat er een beslissing in het hoger beroep is genomen. Tevens is bepaald dat het betaalde griffierecht aan de korpschef wordt terugbetaald.