ECLI:NL:CRVB:2016:638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 1 november 2010 ziek meldde met knie- en rugklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 27 juli 2011, ontving hij ziekengeld van het Uwv. Het Uwv heeft op 22 december 2011 vastgesteld dat appellant geen recht meer had op ziekengeld, wat door de rechtbank werd bevestigd. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 27 maart 2013, maar werd op 13 september 2013 door een verzekeringsarts geschikt geacht voor zijn functie als postsorteerder. Het Uwv beëindigde zijn ziekengeld per 18 september 2013. Appellant, die inmiddels een WW-uitkering ontving, meldde zich opnieuw ziek op 17 december 2013, maar werd op 31 maart 2014 hersteld verklaard. Het Uwv beëindigde opnieuw zijn ziekengeld, wat door de rechtbank in twee aangevallen uitspraken werd bevestigd. In hoger beroep stelde appellant dat zijn belastbaarheid niet juist was vastgesteld en dat hij niet in staat was zijn functie te vervullen. Het Uwv betwistte dit en verwees naar de functiebeschrijving die aantoont dat de werkzaamheden aanpasbaar zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat appellant op de relevante data in staat was zijn arbeid te verrichten. De rechtbank had zorgvuldig onderzoek verricht en de medische informatie correct gewogen. De hoger beroepen van appellant werden afgewezen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd.