ECLI:NL:CRVB:2016:634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een uitkering op grond van de Ziektewet na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, werkzaam als paprikasorteerster, had zich ziek gemeld met hoofdpijnklachten en verzocht om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat zij op de datum in geding geschikt werd geacht voor haar eigen werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeerde dat er geen medisch objectiveerbare feiten waren die duidden op arbeidsbeperkingen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep voerde appellante aan dat het onderzoek onvoldoende was en dat de hoofdpijnklachten voortkwamen uit een neurologische aandoening. Ze overhandigde medische stukken ter ondersteuning van haar standpunt, waaronder een rapport van neuroloog H. Koppen.
De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.