ECLI:NL:CRVB:2016:633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als pedagogisch medewerker werkte, had zich ziek gemeld op 14 november 2012 en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 5 mei 2014, gebaseerd op een medisch rapport van 30 april 2014. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond op 19 juni 2014. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing op 4 december 2014, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Appellante stelde dat haar fysieke en mentale klachten haar belemmerden om haar werk volledig te hervatten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op inzichtelijke wijze had gemotiveerd dat appellante geschikt werd geacht voor haar arbeid. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig te achten. De diagnose endometriose was vastgesteld, maar er was geen bewijs dat appellante niet in staat was om haar werk te hervatten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen grond voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier M.A.E. Adamsson, en werd openbaar uitgesproken op 24 februari 2016.