ECLI:NL:CRVB:2016:623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 2005 kampt met diverse medische klachten, heeft in 2007 geen recht op een WIA-uitkering gekregen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een periode van werk in een werkgelegenheidsproject, heeft appellant zich opnieuw ziek gemeld in 2011. Het Uwv heeft na een medische en arbeidskundige beoordeling geconcludeerd dat appellant wederom niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de arbeidsdeskundige juist waren. In hoger beroep herhaalt appellant zijn stellingen over de verergering van zijn klachten en de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek, maar de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische informatie is ingediend die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.