ECLI:NL:CRVB:2016:605
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Inlichtingenplicht en nalatigheid bewindvoerder in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, waarbij de bijstand van appellante over de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2012 is herzien en een bedrag van € 3.660,- is teruggevorderd. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en stond onder bewindvoering. De bewindvoerder had de inkomsten uit alimentatie van appellante niet doorgegeven aan het college, wat leidde tot een schending van de inlichtingenverplichting door appellante. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellante verantwoordelijk blijft voor het verstrekken van informatie, ook al is er sprake van nalatigheid van de bewindvoerder. De inlichtingenverplichting is objectief geformuleerd en opzet speelt geen rol. De Raad stelt vast dat appellante gedurende de beoordelingsperiode inkomsten uit alimentatie heeft ontvangen en deze niet heeft gemeld, wat leidt tot de conclusie dat de terugvordering van de bijstand gerechtvaardigd is. De Raad wijst erop dat de omstandigheden van de bewindvoerder niet afdoen aan de verantwoordelijkheid van appellante.
De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van terugvordering, aangezien er geen onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor appellante zijn aangetoond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.