ECLI:NL:CRVB:2016:564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen naar de norm van gehuwde in het kader van de Algemene Ouderdomswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren op 27 september 1945, ontving een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar de norm voor ongehuwden. Na een melding dat zij samenwoonde met een Schotse heer, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) haar pensioen per mei 2013 herzien naar de norm voor gehuwden. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de Svb verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, met de overweging dat de wettelijke regeling dwingendrechtelijk is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regeling rechtvaardigden. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de strikte toepassing van de AOW in haar situatie onredelijk is, gezien haar woonsituatie in Spanje en het beperkte inkomen van haar partner.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat de rechter niet de innerlijke waarde of billijkheid van de wet kan beoordelen. De Raad concludeert dat er geen omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de strikte wetstoepassing af te wijken. Het hoger beroep van appellante faalt, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.