ECLI:NL:CRVB:2016:56
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 9 januari 2014 het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 5 maart 2013 een aanvraag om bijstand ingediend, met het verzoek om de bijstand met terugwerkende kracht in te laten gaan op 27 december 2012. Het dagelijks bestuur heeft appellant echter geïnformeerd dat hij niet alle benodigde gegevens had ingeleverd en hem de kans gegeven om deze gegevens aan te leveren. Appellant heeft echter niet tijdig de gevraagde gegevens overgelegd, wat leidde tot de beslissing van het dagelijks bestuur om de aanvraag buiten behandeling te stellen op 27 maart 2013. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard door het college op 17 juni 2013.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheid dat appellant zijn administratie had vernietigd en geen toegang had tot zijn gegevens door een geschil met zijn boekhouder voor zijn eigen rekening en risico kwam. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn gronden aangevoerd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellant in de gelegenheid is gesteld om zijn aanvraag aan te vullen, maar dit niet heeft gedaan binnen de gestelde termijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.