ECLI:NL:CRVB:2016:556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- P. Vrolijk
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en verzoek om herziening van eerdere besluiten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant had in juni 1991 zijn werk gestaakt wegens polsklachten en ontving vanaf 30 juni 1992 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter per 5 oktober 1993 ingetrokken. Appellant heeft geen rechtsmiddelen ingesteld tegen deze intrekking. In 1996 en 2004 heeft appellant opnieuw aangegeven dat zijn arbeidsongeschiktheid onjuist was vastgesteld, maar zijn verzoeken werden afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. In januari 2014 diende appellant opnieuw een aanvraag in wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv weigerde deze aanvraag omdat er geen nieuwe feiten waren die aanleiding gaven om terug te komen op eerdere besluiten. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, wat leidde tot het hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellant niet is benadeeld door het uitblijven van een hoorzitting en dat het Uwv niet gehouden was om terug te komen op eerdere besluiten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.