In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Limburg, die had vastgesteld dat appellant met ingang van 30 juli 2013 geen recht meer had op ziekengeld. Appellant, die eerder als assistent filiaalhouder werkte, had zich ziek gemeld met psychische klachten, waaronder spanningsklachten en een depressieve stoornis. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende onderbouwd was en dat de psychische belastbaarheid van appellant niet correct was ingeschat. De Raad concludeert dat appellant op de relevante datum niet in staat was zijn werk te verrichten en dat hij recht heeft op ziekengeld. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het Uwv wordt opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten van appellant te vergoeden.