ECLI:NL:CRVB:2016:531

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
13-5658 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Detacheringsverklaring en sociale zekerheidswetgeving bij werkzaamheden in Italië voor Nederlandse werkgever

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de detacheringsverklaring van een betrokkene die in Italië werkte voor een Nederlandse werkgever. De betrokkene, die sinds 1999 in Italië woont, had een arbeidsovereenkomst met een Nederlands transportbedrijf en voerde zijn werkzaamheden uit in Italië. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had een detacheringsverklaring afgegeven, maar de rechtbank had deze verklaring vernietigd op basis van de stelling dat de betrokkene niet voldaan had aan de voorwaarden voor detachering, met name de eis van voorafgaande verzekering in Nederland.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene in de periode voorafgaand aan de detachering wel degelijk verzekerd was in Nederland. De Raad oordeelde dat de Svb terecht de detacheringsverklaring had afgegeven, omdat de betrokkene al in 2010 werkzaamheden in Nederland had verricht en dus een reële binding met de Nederlandse arbeidsmarkt had. De Raad benadrukte dat de detacheringsverklaring een uitzondering is op het werklandbeginsel en dat de voorwaarden voor detachering in dit geval waren vervuld.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de detacheringsverklaring herroepen had, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. De Svb werd veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep, die op € 992,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

13/5658 AOW
Datum uitspraak: 12 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 september 2013, 12/3526 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
[Betrokkene] te [woonplaats], Italië (betrokkene)
PROCESVERLOOP
De Svb heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. L.M.J. Pelswijk, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2015. Betrokkene heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door mr. Pelswijk. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door H. van der Most en mr. H.S. van Zanten.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend voor afdoening buiten zitting, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene, geboren [in] 1962, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont sinds 1999 in Italië. Hij is in 2008 met een Italiaanse getrouwd en heeft met haar een kind.
Meesttijds werkte betrokkene voor Italiaanse werkgevers in Italië. Op 17 januari 2011 heeft betrokkene een arbeidsovereenkomst getekend met transportbedrijf [naam B.V.]. in Nederland ([naam B.V.]) waarbij is overeengekomen dat hij op 31 januari 2011 als vrachtwagenchauffeur bij dit bedrijf in dienst treedt. Deze overeenkomst is aanvankelijk voor zes maanden aangegaan en is vervolgens verlengd tot 31 juli 2012. De werkzaamheden voor deze werkgever vonden vanaf 9 februari 2011 plaats in Italië. De arbeidsovereenkomst is door betrokkene opgezegd op 5 maart 2012.
1.2.
Op 7 november 2011 heeft [naam B.V.] aan de Svb verzocht om een detacheringsverklaring voor betrokkene over de periode van 9 februari 2011 tot en met 30 juli 2012, zodat over die periode de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving op betrokkene van toepassing is.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2011 heeft de Svb de gevraagde detacheringsverklaring afgegeven.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 5 juni 2012 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit ongegrond verklaard. De Svb heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat voldaan is aan de voorwaarden voor detachering zoals bepaald in de van toepassing zijnde artikelen in Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo 883/2004) en Verordening (EG) nr. 987/2009 (Vo 987/2009), waaronder de voorwaarde dat hij onmiddellijk voor het begin van de detachering onder de Nederlandse wetgeving viel.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 16 december 2011 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Voor dit oordeel heeft de rechtbank naast de onder 1.1 genoemde omstandigheden van belang geacht dat betrokkene in de periode van 9 januari 2011 tot en met 24 januari 2011, op grond van het werk bij Randstad uitzendbureau krachtens Nederlandse wetgeving verzekerd is geweest en dat hij van 24 januari 2011 tot 31 januari 2011 niet krachtens deze wetgeving verzekerd was. Vanaf
9 februari 2011 heeft betrokkene uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met [naam B.V.] uitsluitend werkzaamheden in Italië verricht. Volgens de rechtbank blijkt hieruit dat betrokkene niet de gehele maand onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst bij [naam B.V.] in Nederland verzekerd is geweest. Voor afwijking van de standaardtermijn van minimaal één maand verzekeringsplicht vond de rechtbank onvoldoende steun in de daaraan door de Svb ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. Met name kan volgens de rechtbank niet worden gezegd dat betrokkene begin 2011 naar Nederland is gekomen met als doel toetreding tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Veeleer lijkt sprake van de situatie dat beide partijen, betrokkene zowel als zijn toenmalige werkgever [naam B.V.], van meet af aan de intentie hadden dat betrokkene voor de Nederlandse werkgever in Italië zou gaan werken. Aan de voorwaarde voor detachering dat sprake is van aansluiting bij het (in dit geval) Nederlandse stelsel onmiddellijk voorafgaande aan de werkzaamheden in loondienst, is volgens de rechtbank dan ook niet voldaan.
3.1.
De Svb heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de rechtbank haar uitspraak heeft gebaseerd op onjuiste feiten. Betrokkene heeft van 26 april 2010 tot en met 12 september 2010 in Nederland werkzaamheden verricht voor uitzendbureau [naam uitzendbureau]. Voorts heeft hij in week 46 tot en met 50 van 2010 achtereenvolgens 20.75, 31, 35.75, 37 en 22 uur werkzaamheden voor Randstad Transport verricht. Verwezen is naar Suwinet, enige e-mails van [naam B.V.] en een overzicht dat de Svb heeft ontvangen van Randstad Transport. Volgens de Svb voldoet betrokkene aan de voorwaarden voor afgifte van een detacheringsverklaring nu betrokkene al in 2010 tot de Nederlandse arbeidsmarkt is toegetreden en er daarom een reële binding met de Nederlandse arbeidsmarkt was. In het licht daarvan mag aan het enkele feit dat betrokkene in de maand onmiddellijk voorafgaand aan de detachering korte tijd geen arbeid heeft verricht, geen belang toekomen. De Svb is van mening dat hij in de onderhavige situatie bij de afgifte van de detacheringsverklaring kon afwijken van de standaardtermijn van minimaal één maand verzekeringsplicht. Ter zitting heeft de Svb er ook nog op gewezen dat betrokkene over de periode van 1 augustus 2012 tot en met 14 april 2013 een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen.
3.2.
Namens betrokkene is naar voren gebracht dat zijn belang bij de vernietiging van het bestreden besluit is gelegen in het feit dat hij reeds twaalf jaar pensioen heeft opgebouwd in Italië, dat in Italië een persoon 35 jaar lang premie moet hebben betaald om in aanmerking te komen voor ouderdomspensioen en dat hij door de detacheringsverklaring nu een gat heeft van anderhalf jaar in de Italiaanse pensioenopbouw.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Wettelijk kader
4.1.1.
In artikel 12, eerste lid van Vo 883/2004 is bepaald dat degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, onderworpen blijft aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een andere gedetacheerde persoon te vervangen.
4.1.2.
Op grond van artikel 14, eerste lid, van Vo 987/2009 slaat voor de toepassing van artikel 12, eerste lid, van Vo 883/2004 degene “die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden normaliter verricht, en die door deze werkgever naar een andere lidstaat wordt gedetacheerd” ook op een persoon die is aangeworven met het oog op detachering naar een andere lidstaat, op voorwaarde dat de betrokkene, onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst, reeds onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat waar zijn werkgever gevestigd is.
4.1.3.
In artikel 2 van het Besluit Nr. A2 van de Administratieve Commissie van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 12 van Vo 883/2004 is - voor zover hier van belang - onder 1 bepaald dat de bepaling van artikel 12, eerste lid, van Vo 883/2004 van toepassing is op een werknemer die wegens het uitoefenen van een beroepsactiviteit in dienst van een werkgever onderworpen is aan de wetgeving van een lidstaat (uitzendende staat) en die door deze werkgever in een andere lidstaat (staat van tewerkstelling) wordt gedetacheerd teneinde aldaar voor zijn rekening werkzaamheden te verrichten. Voor de toepassing van artikel 14, eerste lid, van Vo 987/2009 kan, bij wijze van indicatie, een werknemer die gedurende ten minste een maand onderworpen is geweest aan de wettelijke regelingen van de lidstaat waar zijn werkgever is gevestigd, geacht worden te hebben voldaan aan de voorwaarde bedoeld met de woorden “onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst”. Bij kortere perioden zou een beoordeling per geval noodzakelijk zijn, rekening houdende met alle factoren die een rol spelen.
4.1.4.
De Svb heeft ter uitvoering van artikel 12, eerste lid, van Vo 883/2004 beleid ontwikkeld, dat is neergelegd in de Svb beleidsregels. In beleidsregels SB2139 betreffende detachering is onder meer bepaald dat de mogelijkheid van detachering zich alleen voordoet als de werknemer of zelfstandige onmiddellijk voorafgaand aan de detachering verplicht verzekerd is ingevolge de Nederlandse sociale verzekeringswetten. De Svb acht de voorwaarde waaronder de Nederlandse wetgeving van toepassing blijft, in ieder geval vervuld als de detachering wordt voorafgegaan door ten minste één maand van verzekering in Nederland. In uitzonderingsgevallen waarin niet aan deze eis is voldaan, beoordeelt de Svb aan de hand van alle individuele relevante feiten en factoren of niettemin aan de eis van voorafgaande verzekering is voldaan.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht een detacheringsverklaring heeft afgegeven, waarbij van belang is de vraag of de Svb terecht heeft geoordeeld dat is voldaan aan de eis van voorafgaande verzekeringsplicht in Nederland omdat op grond van de individuele omstandigheden een kortere verzekerde periode dan één maand in aanmerking mocht worden genomen.
4.3.
De detachering is een uitzondering op het werklandbeginsel, in beginsel ter voorkoming van de situatie dat de werknemer korte tijd in een andere lidstaat verzekerd zou zijn. De bepalingen van artikel 12 van Vo 883/2004 hebben tot doel de vrije dienstverlening te vergemakkelijken ten behoeve van werkgevers die werknemers uitzenden naar andere lidstaten dan waar zij gevestigd zijn, als ook het vrije verkeer van werknemers naar andere lidstaten te bevorderen. Doel is ook de belemmeringen van het vrij verkeer van werknemers op te heffen en de economische integratie te bevorderen door administratieve verwikkelingen te vermijden, vooral voor de werknemers en de ondernemingen. Voorafgaand aan de detachering moet de werknemer vallen onder de sociale zekerheidswetgeving van de uitzendstaat. De werknemer die in dienst wordt genomen met het oog op detachering voldoet aan deze voorwaarde als hij onmiddellijk voor het begin van de detachering onder de wetgeving van de uitzendstaat viel. Aan dit onmiddellijkheidsvereiste is voldaan als de werknemer minstens één maand verzekerd is geweest in de uitzendstaat. Hiermee wordt een band met de uitzendstaat verondersteld. Bij een kortere periode dan een maand hangt het af van de individuele omstandigheden.
4.4.
Tussen partijen kan het volgende - voor zover voor deze beoordeling relevant - als vaststaand worden aangenomen. Van 26 april 2010 tot en met 12 september 2010 heeft betrokkene werkzaamheden verricht voor het inmiddels failliete Nederlandse uitzendbureau [naam uitzendbureau]. Niet duidelijk is waar deze werkzaamheden zijn verricht. Wel blijkt uit de door de Svb overgelegde gegevens dat betrokkene in die periode niet verplicht verzekerd in Nederland is geweest. Betrokkene was wel verplicht verzekerd in de periode vanaf
29 november 2010 tot en met 28 december 2010 en vanaf 9 januari 2011 tot en met
24 januari 2011, in welke periode betrokkene werkzaam was voor het uitzendbureau Randstad in Nederland. Ook was hij verzekerd tussen 31 januari 2011 en 9 februari 2011 in verband met zijn werkzaamheden in Nederland voor [naam B.V.]. Hieruit volgt dat - anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan - betrokkene niet pas vanaf 9 januari 2011 maar al vanaf eind november 2010 tot de Nederlandse markt was toegetreden, in welke periode hij dus ook al in Nederland verplicht verzekerd was en premies betaalde. De band van betrokkene met de Nederlandse arbeidsmarkt is dus in ieder geval eind november 2010 ontstaan en heeft zich uitgestrekt tot de aanvang van de werkzaamheden in Italië op 9 februari 2011. Naast het feit dat hier sprake is geweest van een langere periode dan een maand dat betrokkene onderworpen is geweest aan de Nederlandse wettelijke regelingen voorafgaande aan de detachering, worden ook de volgende factoren van belang geacht bij de beoordeling van dit geschil. Met de rechtbank wordt niet uitgesloten geacht dat betrokkene zijn werkzaamheden voor Randstad heeft verricht in afwachting van de te sluiten arbeidsovereenkomst met [naam B.V.]. Hiervoor pleit ook dat [naam B.V.] reeds eerder, op 14 december 2010, een detacheringsverklaring voor betrokkene had aangevraagd, welke door de Svb is afgegeven op 16 december 2010 over de periode van 3 januari 2011 tot en met 2 januari 2013. Tegen de afgifte van deze verklaring, die overigens op 4 oktober 2011 weer is ingetrokken, omdat kennelijk achteraf bezien niet voldaan was aan de voorwaarden, heeft betrokkene geen bezwaar gemaakt. Hierbij wordt opgemerkt dat uit de stukken blijkt dat [naam B.V.] voorafgaande aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst per e-mail aan betrokkene heeft duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden in Italië slechts op detacheringsbasis verricht konden worden en dat betrokkene hiermee kennelijk heeft ingestemd. Pas tegen de afgifte van de detacheringsverklaring van 7 november 2011, daarom negen maanden na aanvang van de werkzaamheden in Italië, in welke periode ook premies volksverzekeringen zijn ingehouden op het salaris, heeft betrokkene de detachering bestreden. Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, leiden de Raad tot de conclusie dat de Svb terecht de detacheringsverklaring heeft afgegeven.
4.5.
Ter voorlichting van betrokkene wordt nog opgemerkt dat artikel 6 van Vo 883/204 met zich meebrengt dat de in Nederland vervulde verzekerde tijdvakken meegerekend moeten worden bij de berekening van de wachttijd voor het Italiaanse ouderdomspensioen.
4.6.
In de procedure bij de rechtbank heeft betrokkene aangevoerd dat hij ten onrechte niet in bezwaar is gehoord. De rechtbank is aan deze beroepsgrond niet meer toegekomen. De Svb heeft ter zitting van de Raad bevestigd dat hij het standpunt van betrokkene deelt dat hij ten onrechte niet in bezwaar is gehoord. Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond heeft kunnen verklaren en het bestreden besluit heeft kunnen vernietigen, zij het op andere gronden. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het besluit van 16 december 2011 is herroepen en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Voor het overige wordt de aangevallen uitspraak bevestigd met dien verstande dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
5. De Svb wordt veroordeeld in de kosten die betrokkene in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 992,- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover het besluit van 16 december 2011 is
herroepen en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van
5 juni 2012;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige met dien verstande dat de
rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 5 juni 2012 in stand blijven;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep van in totaal € 992,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en
E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) D. van Wijk

AP