ECLI:NL:CRVB:2016:523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Stopzetting bezoldiging wegens niet meewerken aan expertiseonderzoek in het ambtenarenrecht
In deze zaak gaat het om de stopzetting van de bezoldiging van een ambtenaar die niet heeft meegewerkt aan een expertiseonderzoek. Appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, is sinds 5 april 2011 wegens psychische klachten uitgevallen en is op 6 maart 2012 gestart met re-integratie. De bedrijfsarts adviseerde op 12 september 2012 om een expertiseonderzoek in te zetten om de mate van beperkingen en de prognose van herstel vast te stellen. Appellant ontving op 11 december 2012 een opdracht om mee te werken aan dit onderzoek, maar heeft hieraan geen gehoor gegeven. De staatssecretaris van Financiën heeft daarop op 14 december 2012 de bezoldiging van appellant stopgezet voor de 18 uur per week waarvoor hij ziek was, op basis van artikel 40a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR).
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij niet kon worden verplicht om mee te werken aan het onderzoek, omdat zijn behandelend artsen de benodigde informatie konden verstrekken en het onderzoek prematuur zou zijn. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat de staatssecretaris het advies van de bedrijfsarts mocht volgen en appellant kon verplichten om mee te werken aan het onderzoek. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een aantasting van de lichamelijke integriteit, aangezien de staatssecretaris gebruik maakte van wettelijke bevoegdheden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.