ECLI:NL:CRVB:2016:520
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een invaliditeitsuitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling met betrekking tot oorlogsletsel en psychische klachten
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1938 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor een invaliditeitsuitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De aanvraag werd in eerste instantie goedgekeurd, waarbij appellante werd aangemerkt als oorlogsslachtoffer met psychische klachten en een arbeidsongeschiktheid van 20%. De uitkering werd vastgesteld op een percentage van 10, met een aanspraak op vergoeding van geneeskundige behandeling en verpleging. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het niet in causaal verband aanvaarden van haar oogklachten en de gehanteerde causaliteitsverdeling van 50/50. De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een duidelijke oorzaak van de oogklachten en dat de psychische klachten verschillende oorzaken hebben. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit deugdelijk is voorbereid en gemotiveerd, en verklaart het beroep ongegrond.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de totale procedure langer dan twee en een half jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,-, te verdelen tussen verweerder en de Staat. De Raad heeft de verzoeken van appellante afgewezen, behalve de schadevergoeding, en heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 18 februari 2016.