ECLI:NL:CRVB:2016:518
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek en hoger beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 10 april 2012 ziek meldde vanwege slaapproblemen gerelateerd aan psychosociale problemen. Appellant ontving een ZW-uitkering, maar na meerdere bezoeken aan een verzekeringsarts concludeerde deze dat appellant voldoende belastbaar was om zijn werk als kleermaker te hervatten. Het Uwv beëindigde de uitkering per 5 april 2013, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv volledig en zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had voldoende gegevens om te concluderen dat de verzekeringsartsen een afgewogen oordeel hadden gegeven over de beperkingen van appellant. De door appellant overgelegde medische informatie in hoger beroep gaf geen aanleiding voor een ander oordeel. De Raad wees het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen nieuwe relevante informatie was die het eerdere standpunt van het Uwv zou kunnen ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.