ECLI:NL:CRVB:2016:518

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
14/787 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek en hoger beroep

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 10 april 2012 ziek meldde vanwege slaapproblemen gerelateerd aan psychosociale problemen. Appellant ontving een ZW-uitkering, maar na meerdere bezoeken aan een verzekeringsarts concludeerde deze dat appellant voldoende belastbaar was om zijn werk als kleermaker te hervatten. Het Uwv beëindigde de uitkering per 5 april 2013, wat door appellant werd bestreden. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv volledig en zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had voldoende gegevens om te concluderen dat de verzekeringsartsen een afgewogen oordeel hadden gegeven over de beperkingen van appellant. De door appellant overgelegde medische informatie in hoger beroep gaf geen aanleiding voor een ander oordeel. De Raad wees het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen nieuwe relevante informatie was die het eerdere standpunt van het Uwv zou kunnen ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.

Uitspraak

14/787 ZW
Datum uitspraak: 17 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
8 januari 2014, 13/6674 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Arslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingebracht, waarop het Uwv heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Arslan en E. Battaloglu als tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als kleermaker voor 32 uur per week. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet heeft appellant zich op 10 april 2012 ziek gemeld vanwege slaapproblemen samenhangend met psychosociale problemen. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen.
1.2.
Nadat appellant meerdere keren het spreekuur van een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts heeft bezocht, is die verzekeringsarts op grond van zijn eigen bevindingen tot de conclusie gekomen dat het ziekteproces dusdanig is verbeterd dat appellant voldoende belastbaar is om weer in zijn maatgevende arbeid te hervatten. Bij besluit van 5 april 2013 heeft het Uwv om die reden de ZW-uitkering van appellant met ingang van 5 april 2013 beëindigd.
1.3.
Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 april 2013 bij besluit van 25 juli 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan is een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juli 2013 ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken voldoende gegevens hebben opgeleverd voor de verzekeringsartsen om tot een afgewogen oordeel te komen omtrent de voor appellant geldende beperkingen en heeft geen aanleiding gezien om het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig of onvolledig te achten. Zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben appellant op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de medische informatie van GGZ Divers van 2 april 2013 bij zijn oordeelsvorming betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank behoort het tot de specifieke taak en deskundigheid van de verzekeringsartsen om medische gegevens te wegen en te vertalen in medische beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom het eigen werk per datum in geding geschikt is voor appellant. Het werk is emotioneel niet belastend en er is ook geen sprake van klantcontact. Ook het advies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat appellant zijn medicatie eerder op de avond (dan pas om 23:00 uur) kan innemen om te voorkomen dat hij moeite heeft met vroeg op te staan, wordt door de rechtbank onderschreven.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden gehandhaafd. Deze komen erop neer dat het Uwv zijn psychische en lichamelijke beperkingen heeft onderschat. Tevens gebruikt appellant medicatie met als bijwerking slaperigheid, hoofdpijn, duizeligheid en vermindering van het reactie- en concentratievermogen. Appellant is door zijn klachten en zijn medicijngebruik niet in staat om enige vorm van arbeid te verrichten. Ter onderbouwing van zijn gronden heeft appellant nadere medische stukken overgelegd en verzoekt hij de Raad een deskundige te benoemen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Voor het toepasselijk wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Het door het Uwv verrichte medisch onderzoek is volledig en zorgvuldig geweest. De door appellant in hoger beroep overgelegde medische informatie geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Het journaal van de huisarts van 10 februari 2014 en de brief van GGZ Divers van 11 maart 2014 bevat informatie die de verzekeringsarts bezwaar en beroep al bij zijn beoordeling in bezwaar heeft meegewogen. Uit voornoemde informatie blijkt ook niet dat sprake is bijwerkingen als gevolg van medicijngebruik die appellant zouden verhinderen zijn werk te doen. Het Uwv heeft in een rapport van 26 maart 2014 onderbouwd waarom de in hoger beroep overgelegde stukken geen aanleiding geven om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is. Er is in de aangedragen medische informatie dan ook geen aanleiding gelegen om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals door appellant is verzocht.
4.4.
Hetgeen in 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2016.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) L.L. van den Ijssel

MK