ECLI:NL:CRVB:2016:5151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 19 oktober 2009 als magazijnmedewerker werkte, had een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekmelding in 2010. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant per 26 november 2012 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar dat zijn arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 35% was. De rechtbank Limburg had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de medische beperkingen van de appellant op de datum in geding correct waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk waren gegaan en alle relevante medische gegevens in hun beoordeling hadden betrokken. De appellant had geen medische informatie overgelegd die de vaststelling van zijn belastbaarheid op de datum in geding in twijfel trok. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat het medicatiegebruik van de appellant hem verhinderde om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant medisch in staat moest worden geacht om de geselecteerde functies te vervullen. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.