ECLI:NL:CRVB:2016:5149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.W. Schuttel
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 45%. Appellant ontvangt sinds november 2008 een uitkering op basis van de Wet WIA, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid eerder was vastgesteld op 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts van het Uwv in 2012, werd geconcludeerd dat appellant 45% arbeidsongeschikt was. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank benoemde een deskundige om de situatie van appellant te onderzoeken, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt. De deskundige concludeerde dat de beperkingen van appellant niet correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat er meer onderzoek nodig was. De rechtbank oordeelde dat de klachten van appellant niet als medisch vast te stellen konden worden beschouwd, maar dat er onvoldoende bewijs was dat appellant geen duurzaam benutbare mogelijkheden had. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de conclusies van de deskundige gevolgd en geoordeeld dat de FML onjuist was. De Raad droeg het Uwv op om het besluit te herstellen en de FML aan te passen, zodat een nieuw arbeidskundig onderzoek kon plaatsvinden.