ECLI:NL:CRVB:2016:5125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- H.R. Rottier
- F.M.S. Requisizione
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), had een boete opgelegd gekregen van € 1.080,79 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) omdat hij niet had gemeld dat hij in de periode van 16 september 2013 tot en met 30 november 2013 had gewerkt. Na bezwaar van de appellant werd de boete verlaagd naar € 550,-. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de appellant zowel objectief als subjectief een verwijt kan worden gemaakt voor de schending van de inlichtingenplicht. De appellant stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn partner de werkzaamheden had doorgegeven, maar deze omstandigheid ontslaat hem niet van zijn verplichting om aan de inlichtingenplicht te voldoen. De Raad concludeert dat de opgelegde boete evenredig is aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De stelling van de appellant dat hij verminderd verwijtbaar was vanwege zijn lichamelijke gesteldheid werd niet nader toegelicht en werd daarom gepasseerd.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.