ECLI:NL:CRVB:2016:5090

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
14/1042 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de afwijzing van een aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 met betrekking tot gehoorklachten na bombardement

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend in mei 2013 en betrof de gevolgen van een bombardement op Moerdijk op 17 september 1944. De Pensioen- en Uitkeringsraad had in een eerder besluit van 26 augustus 2013 vastgesteld dat appellante niet direct betrokken was bij het bombardement, maar erkende dat zij was getroffen door oorlogsgeweld. Desondanks werd de aanvraag afgewezen omdat volgens de raad geen sprake was van invaliditeit door het oorlogsgeweld.

Tijdens de zitting op 16 juli 2015 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. A.M.L.E. Ides Peeters. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind. Na de zitting werd het onderzoek heropend en werd prof. dr. C.W.R.J. Cremers ingeschakeld als deskundige. Zijn rapport, uitgebracht op 10 april 2016, concludeerde dat het gehoorverlies van appellante niet kon worden toegeschreven aan het bombardement. De Raad volgde deze conclusie, omdat de motivering van de deskundige overtuigend was en het onderzoek zorgvuldig en consistent was uitgevoerd.

Appellante heeft tijdens de procedure ook de vraag opgeworpen of haar gehoorklachten mogelijk verband hielden met langdurige blootstelling aan lawaai tijdens de oorlog. De Raad oordeelde echter dat deze vraag buiten het kader van het bestreden besluit viel. Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, omdat de gehoorklachten niet konden worden toegeschreven aan de op grond van de Wubo aanvaarde calamiteit.

Uitspraak

14/1042 WUBO
Datum uitspraak: 29 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 februari 2014, kenmerk BZ01665995 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, advocaat, en [naam A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.
Na de zitting is het onderzoek heropend en heeft prof. dr. C.W.R.J. Cremers, KNO-arts, op verzoek van de Raad als deskundige onderzoek verricht en op 10 april 2016 rapport uitgebracht. Appellante en verweerder zijn in de gelegenheid gesteld op deze rapportage te reageren. Partijen hebben laten weten dat de rapportage hun geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Ides Peeters. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft in mei 2013 een aanvraag op grond van de Wubo ingediend. Bij besluit van 26 augustus 2013 is op deze aanvraag afwijzend beslist, dit omdat volgens verweerder niet was komen vast te staan dat appellante direct betrokken is geweest bij bombardementen en beschietingen te Moerdijk.
1.2.
Appellante heeft tegen het besluit van 26 augustus 2013 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit is dit bezwaar deels gegrond verklaard. Erkend is dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld. Haar directe betrokkenheid bij het bombardement op Moerdijk op
17 september 1944 is volgens verweerder nu komen vast te staan. Gehandhaafd is echter het besluit om de aanvraag af te wijzen, dit omdat volgens verweerder geen sprake is van invaliditeit door het oorlogsgeweld. De gehoorklachten van appellante kunnen volgens verweerder, die zich daarbij baseert op een onderzoek van zijn geneeskundig adviseur
A.M. Ohlenschlager, niet het gevolg zijn van het bombardement.
2. Appellante heeft in beroep aangedrongen op een gericht medisch onderzoek ter beantwoording van de vraag of haar gehoorklachten aan het bombardement op 17 september 1944 zijn toe te schrijven.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De door de Raad ingeschakelde deskundige Cremers heeft de conclusie van verweerder onderschreven dat het bombardement op 17 september 1944 niet de oorzaak kan zijn van het gehoorverlies van appellante. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gegeven motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. De rapportage van Cremers geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Er is geen reden waarom de Raad de rapportage niet tot uitgangspunt zou kunnen nemen. In de alsnog ter zitting van de Raad door appellante geplaatste kanttekeningen bij de rapportage is geen grond gelegen om de conclusies van Cremers in twijfel te trekken. Dat het voor appellante moeilijk te aanvaarden is dat noch het bombardement, noch enige andere externe factor als oorzaak van het gehoorverlies valt aan te wijzen, is invoelbaar, maar kan het hier overwogene niet anders maken.
3.2.
Appellante heeft naar aanleiding van de rapportage van Cremers nog de vraag opgeworpen of haar gehoorklachten wellicht zouden kunnen samenhangen met een langduriger blootstelling aan lawaai, gedurende het laatste oorlogsjaar, dan enkel de blootstelling als gevolg van het bombardement op 17 september 1944. Die vraag valt buiten het kader van het bestreden besluit, en dus van dit geding. In dit geding is alleen de vraag aan de orde of de gehoorklachten van appellante aan de op grond van de Wubo aanvaarde calamiteit, zijnde het genoemde bombardement, vallen toe te schrijven. Nu die vraag ontkennend moet worden beantwoord, zal de Raad het beroep ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 december 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD