ECLI:NL:CRVB:2016:5090
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de afwijzing van een aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 met betrekking tot gehoorklachten na bombardement
In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar aanvraag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend in mei 2013 en betrof de gevolgen van een bombardement op Moerdijk op 17 september 1944. De Pensioen- en Uitkeringsraad had in een eerder besluit van 26 augustus 2013 vastgesteld dat appellante niet direct betrokken was bij het bombardement, maar erkende dat zij was getroffen door oorlogsgeweld. Desondanks werd de aanvraag afgewezen omdat volgens de raad geen sprake was van invaliditeit door het oorlogsgeweld.
Tijdens de zitting op 16 juli 2015 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. A.M.L.E. Ides Peeters. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind. Na de zitting werd het onderzoek heropend en werd prof. dr. C.W.R.J. Cremers ingeschakeld als deskundige. Zijn rapport, uitgebracht op 10 april 2016, concludeerde dat het gehoorverlies van appellante niet kon worden toegeschreven aan het bombardement. De Raad volgde deze conclusie, omdat de motivering van de deskundige overtuigend was en het onderzoek zorgvuldig en consistent was uitgevoerd.
Appellante heeft tijdens de procedure ook de vraag opgeworpen of haar gehoorklachten mogelijk verband hielden met langdurige blootstelling aan lawaai tijdens de oorlog. De Raad oordeelde echter dat deze vraag buiten het kader van het bestreden besluit viel. Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, omdat de gehoorklachten niet konden worden toegeschreven aan de op grond van de Wubo aanvaarde calamiteit.